Levensloop van Séraphin Vermote
 





Séraphin-François Vermote was een Vlaams kunstschilder, gespecialiseerd in stads- en dorpsgezichten. Hij werd geboren in Moorsele op 24 april 1788.

Wij schrijven zijn naam als Séraphin Vermote - zoals hij zelf ook deed – maar vaak vinden we ook de naam Serafijn Vermote terug.

Hij was de zoon van Petrus Johannes François Vermote, wever, en van Anne Catherine Coucke.

Séraphin Vermote was een telg uit een arm weversgezin. Van jongs af aan tekende hij graag en talentvol.

Hij was nog zeer jong, toen hij als twijnder tewerkgesteld werd in de fabriek van kantgarens Goethals-Vercruysse in Kortrijk (1808).

De eigenaar, Jacques Goethals-Vercruysse (1759-1838), een bemiddeld kunstliefhebber, erkende Vermote’s talent en stelde hem in de mogelijkheid een opleiding te volgen aan de Kortrijkse Academie, waaraan hijzelf ook als lesgever verbonden was.

Van 1811 tot 1815 werkte Vermote te Brugge in opdracht van jonker Joseph van Huerne (1752-1844), een goede vriend van Jacques Goethals.

Joseph van Huerne de Schiervelde de Puyenbeke was een Brugse edelman, verzamelaar, mecenas en weldoener. Hij was de heer van onder meer Puyenbeke, Nieuwenhove, Schiervelde en Pecques. Hij trad tweemaal in het huwelijk, maar bracht de laatste 40 jaar van zijn leven alleen door als weduwnaar.

Jonker van Huerne was onder meer de laatste heer van Edewalle. Dit was een heerlijkheid die voor een klein deel op Kortemark en voor een groot deel op Handzame was gelegen. Vroeger stond er een kasteel, nu nog alleen een hoeve.

Het is niet bekend welke studies van Huerne ondernam. Hij komt al snel naar voor als een rentenier en verzamelaar. Hij was sterk aanwezig in het verenigingsleven van Brugge, bijvoorbeeld in de kunstacademie, confrérie van het Heilig Bloed en de Sint-Jorisgilde.

Hij had een onschatbare verzameling van oudheden. Tijdens de Franse Revolutie had hij veel kerkelijke voorwerpen kunnen loskopen van de Fransen. Later stoffeerde hij verschillende kerken met zijn verzamelde kunstwerken. Zo gaf hij in de jaren 1830 de door de Fransen gestolen mantel van de Heilige Brigida terug aan de Sint-Salvatorskathedraal. Het staat vast dat van Huerne een lange lijst van relikwieën, oude beelden en schilderijen terug heeft bezorgd aan de Brugse kerken, waar ze thuis hoorden.

Van 1812 tot 1817 was hij raadslid van Brugge. In 1816, ten tijde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, werd hij benoemd in de Ridderschap van de provincie West-Vlaanderen onder de naam "van Huerne de Schiervelde de Puyenbeke". 

Na 1830 kwam hij voor op de lijst van de verkiesbaren voor de Senaat. Van Huerne had zijn leven lang op royale wijze de armen ondersteund: De armen waren dan ook zeer talrijk op zijn begrafenis aanwezig.

Wat het Heilig Bloed betreft, werd in zijn woning, kant Dweersstraat, in het gedeelte bewoond door de schilderes Gertrude de Pelichy, tijdens de Franse tijd en tot in 1819 de relikwie van het Heilig Bloed verstopt. Van Huerne schonk onder meer ook een groot glasraam (verrière) aan de H. Bloedkapel.

Joseph van Huerne gaf zeer veel opdrachten voor tekenen en schilderen, niet alleen aan Séraphin Vermote, maar ook aan anderen zoals Pieter Ledoulx, Jan Karel Verbrugge, Antoon Ignaas Steyaert en andere, die soms bestendig in zijn dienst stonden.

Hij financierde zijn rariteitenkabinet en bibliotheek met de opbrengst van de talrijke gronden en hoeven die hij in West- en Oost-Vlaanderen bezat. Na zijn overlijden kwamen geïnteresseerde kopers van heinde en verre samen voor de verkoop van het ‘Cabinet van Huerne’ dat meer dan 2000 objecten telde.

Tijdens zijn verblijf in Brugge woonde Vermote in de Dweersstraat bij van Huerne en volgde er lessen aan de plaatselijke academie. In opdracht van van Huerne reisde hij tussen 1812 en 1815 door Vlaanderen om in de steden en dorpen topografische tekeningen te maken van onder meer gezichten op kerken, kastelen, marktpleinen, dorpskommen en wethuizen. Deze inkttekeningen – Vermote noemde ze “vuwen” (naar het Franse woord vues) – werkte hij te Brugge dan verder uit tot gewassen tekeningen, de zogenaamde lavistekeningen.

Vooral de steden Kortrijk en Ieper en de dorpen eromheen kwamen veelvuldig aan bod. Van Huerne bundelde deze honderden historisch zeer interessante tekeningen in een vijftal albums, die achteraf verspreid werden.

In 1822-23 stelde van Huerne deze collectie tekeningen van Vermote ter beschikking voor de uitgave van het prestigieuze lithografische werk “Collection historique des principales vues des Pays-Bas”, uitgegeven door Dewasme in Doornik. Deze luxe-uitgave bevat 96 lithografische prenten, waarvan er zestien reproducties naar tekeningen van Vermote zijn: gezichten op Brugge, Damme, Dudzele, Gistel, Ieper, Kortrijk, Meulebeke, Moen, Oudenaarde, Torelle (bij Veurne), Wervik en Westrozebeke.

Jonker van Huerne had onder zijn verschillende eigendommen ook het Kasteeldomein Blauwhuis in Izegem (provincie West-Vlaanderen).

Uit zijn tweede huwelijk met Maria Anna de Schietere de Lophem (1764-1804) had hij onder zijn kinderen de genaamde Marie Joséphine Van Huerne (1786-1828). Deze huwde in 1807 met Jean-Marie de Pélichy (1774-1859).

Uit dit huwelijk werd Marie-Josephine de Pélichy (1808-1872) geboren. Deze trouwde in 1828 met Louis Gillès (1798-1876). Deze verkreeg, bij Koninklijk Besluit van 22 februari 1872, om voor zichzelf en zijn nakomelingen de naam Gillès de Pélichy te mogen dragen. De huidige familie van die naam komt voort uit die verbintenis. Het echtpaar kreeg 7 kinderen en zijn de stamouders van alle na hen komende naamdragers Gillès de Pélichy.

De familie Gillès de Pélichy woonde eigenlijk in Brugge, maar kwam tijdens de zomer naar het Kasteeldomein Blauwhuis als buitenverblijf. Gaandeweg werd de band van de familie met Izegem sterker en de opeenvolgende barons de Pélichy speelden een belangrijke rol in het sociale en culturele leven van Izegem. Ze ontpopten zich tot grote weldoeners, ook voor de plaatselijke Kerk en het katholiek onderwijs.

Na van Huerne vond Vermote begin 1816 een nieuwe mecenas in de persoon van de kunstminnende Ieperse burggraaf Charles Carton de Winnezeele (1768-1830), bewoner van het kasteel “’t Hooghe” te Zillebeke (bij Ieper). Vermote voerde voor hem decoratiewerken uit in zijn privé-theater en tekende opnieuw verschillende werken.

In het voorjaar van 1816 begon hij ook in olieverf te schilderen. Zijn eerste werkstuk in die techniek was “Gezicht op de Kleine Markt te Ieper”.

In mei-juni 1816 bekostigde Carton voor Vermote een studiereis naar Parijs. Vermote werd er opgevangen door kunstschilder Joseph Ducq, een persoonlijke vriend van Carton. Uit brieven is geweten dat Vermote in Parijs enkele Franse meesters in de Luxembourg-galerij (onder andere de schilders de la Hyre en Lorrain) kopieerde en dat hij ook daar stadsgezichten tekende.

Terug in Ieper, schilderde Vermote zowel portretten en stadsgezichten als decoratieve landschappen, terwijl hij verder avondlessen volgde aan de plaatselijke academie. In deze periode gaf Vermote het topografische tekenwerk vrijwel volledig op ten voordele van de olieverftechniek.

In 1820 exposeerde hij te Gent een “Heilige Familie in een landschap”. Omstreeks deze tijd – de exacte data zijn niet bekend – voerde hij decoratieve schilderingen uit in kastelen te Dadizele en Proven.

In en om 1824 was Vermote tewerkgesteld bij de Antwerpse reproductiegraveur J. C. de Meulemeester (1771-1826). In die tijd situeren oudere auteurs een studietijd aan de Antwerpse academie. Vermote’s naam komt echter niet voor in de inschrijvingslijsten. Maar in een brief aan van Huerne dd. 31 oktober 1823 lezen we dat hij in de Antwerpse academie was “aenveert om er in den winter te tekenen en er in de zomer te schilderen”.

In 1823 werkte hij mee aan de uitgave van de Collection historique des principales vues des Pays-Bas, door Dewasme in Doornik uitgegeven.

Séraphin trouwde op 1 juni 1825 in Zillebeke met Anne Thérèse Lehouck uit Zillebeke. Het koppel kreeg 6 kinderen: Liévin Vermote (1827), Marie-Thérèse Vermote (1828), Julienne Vermote (1831) en Adolphe Vermote (1836).
Liévin en Adolf werden ook kunstenaar.

In 1832 werd Séraphin in Kortrijk aangesteld tot leraar aan de academie, in de discipline “Tekenen naar levend model” als opvolger van J.B. De Jonghe. In dezelfde stad werd hij medestichter van de “Société pour l’encouragement des Beaux-Arts et de l’Industrie à Courtrai” (1833).

In 1833 stelde Vermote in Kortrijk acht schilderijen tentoon, waaronder vier portretten en een kerkinterieur in ruïne (dit laatste nu in het Museum te Kortrijk). In 1836 exposeerde hij opnieuw te Kortrijk: twee portretten (onder andere dat van burggraaf Carton de Winnezeele, zijn beschermheer), een werk, getiteld” De Koning drinkt”, een “Gezicht op de Markt te Kortrijk”, een stadsgezicht en twee kopieën naar Rubens. In zijn Kortrijkse tijd hield hij zich duidelijk meer bezig met landschappen en dorpsgezichten dan met portretten.

Hij schilderde in een romantische stijl. Zijn twee gezichten op Ieper (Museum Ieper) bijvoorbeeld, zijn niet alleen picturaal attractief maar bieden een schat aan details : zo bijvoorbeeld de diverse kermisattracties, een paardenkar waarvan de lading met een dik koord aangespannen wordt met behulp van een achteraan de kar gemonteerde draaiboom.

Een belangrijke publicatie van Séraphin Vermote is het werk “Teekeningen der gezigten van de dorpen, casteelen en steden van Vlaanderen” dat bestaat uit 3 albums met tekeningen in sepia en Oost-Indische inkt, uitgevoerd voor de heer Van Huerne in 1812-1813.

De prenten van Séraphin Vermote zijn iconografische dokumenten van grote waarde. Van zeer veel gemeenten, vooral uit West-Vlaanderen, geven ze de eerste en oudste betrouwbare afbeelding weer. Zelfs de volkstypen die op bijna iedere prent figureren (zoals boeren, reizigers en marktzangers) zijn op zich al een studie waard.
De grote verdienste tot het herontdekken van Vermote staat op naam van de priester/historicus Antoon Viaene (1900 – 1979) die bij zijn zuster, een kloosterlinge in het Instituut de Pélichy te Izegem, een groot deel van Vermotes prenten kon zien en bewonderen.

Aan zuster Aline Viaene (zuster Eymard, overl. te Izegem in 1975) was immers als econome in het klooster speciaal de zorg en de bewaring van Vermotes prenten opgedragen.

Viaenes studie over de prenten van Vermote heeft Séraphin Vermote in een vernieuwde, welverdiende en blijvende belangstelling geplaatst.

In het boek "Serafijn Vermote- De Streek van Kortrijk", geschreven door Dr. Wellens en Dr. Maddens en uitgebracht in 1984, vinden we een royale reproductie van alle teruggevonden prenten uit het arrondissement Kortrijk in een heldere wit-bruine kleur, wat de originele lavis-techniek van Vermote benadert.

Werken van Séraphin zijn te bezichtigen in musea van Brugge, Brussel, Ieper, Kortrijk en Izegem.

De kerk van Moorsele bezit twee van zijn schilderijen: Sint-Christoffel, waarop de kerk en het kasteel van Moorsele te zien zijn, en een Kruisafname naar Rubens.

Séraphin Vermote stierf in Kortrijk, in de Rijselstraat, op 3 april 1837.

Hoewel hij portretten, stadsgezichten en zelfs religieuze taferelen schilderde, dankt hij zijn bekendheid vandaag de dag aan de honderden stads- en dorpsgezichten.

Maar hij schilderde ook verschillende prachtige olieverfschilderijen. Hieronder hebben we enkele voorbeelden geplaatst.