Kortrijk
 
Gentse Poort (1813)





Op de tekening van Séraphin Vermote is de Gentse Poort te zien in Kortrijk (West-Vlaanderen) in 1813. Links op de tekening is ook de Gentsepoortmolen te zien.

De Gentse Poort maakte deel uit van de 19e eeuwse gordel van Kortrijk. Van het Plein naar de Groeningekaai. Oorspronkelijk "Gentstraat". De Gentse Poort stond ongeveer op de hoek van de Vaartstraat met de Gentsesteenweg.

De poort heeft haar naam te danken naam aan de centrale ader doorheen de wijk, de Gentsesteenweg, die loopt van de gelijknamige stadspoort, de Gentse Poort die tot midden de 19e eeuw nog in gebruik was om belastingen te heffen op inkomende goederen.

De Gentse Poort of Gentwijk is thans nog een woonwijk in Kortrijk.

De stadswijk bevindt zich ten oosten van de historische binnenstad, en situeert zich tussen de Venningwijk en de Leie.

In de Romeinse periode, reeds voor het midden van de 1e eeuw na Christus ontwikkelde zich op beide oevers van de Leie de vicus Kortrijk of “Cortoriacum”. De vicus ontstond op de plaats waar de Leie een bocht maakte met een oversteekmogelijkheid en waar twee heirbanen elkaar kruisen.  Deze Romeinse vicus vormt zo de alleroudste kern van de stad Kortrijk.

Het Romeinse Kortrijk ontwikkelde zich tot een vroegmiddeleeuwse bewoningskern. Rond het jaar 880 sloegen Noormannen hun winterkwartier op in Kortrijk, dat toen allicht al een vrij uitgebouwd centrum was.  Ze bouwden de plaats uit tot een halfcirkelvormig kamp op de zuidelijke oever van de Leie.

Rond het jaar 1000 werd het graafschap Vlaanderen door Boudewijn IV verdeeld in kasselrijen. Dit waren militaire, bestuurlijke, gerechtelijke en later ook fiscale districten met een burcht als centrum.

Vanaf 1071 werd Kortrijk een onafhankelijke kasselrij. Het “Oppidum Cortracense” was het geheel van het versterkte kasteel en de agglomeratie buiten de kasteelmuren.  Het oppidum strekte zich uit rond de Leie en twee Romeinse heirwegen die in Kortrijk samenkwamen.

Het grafelijk domein bestond onder meer uit de eigenlijke burcht, een neerhof, een boomgaard, magazijnen en een linde waar de vierschaar rechtsprak. Vermoedelijk was het domein geheel of gedeeltelijk omheind en was de zuidelijke Broeltoren een hoektoren van de verdedigingsmuur.

In de 13e eeuw kreeg de stad een eerste omwalling. Aanvankelijk kon men de volledig ommuurde stad slechts binnen door 3 poortgebouwen met torens en bruggen: de Rijselsepoort, de Steenpoort en de Doorniksepoort. Later kwamen daar 4 poorten bij: de Oude Leiepoort, de Sint-Janspoort, de Waterpoort en de Kanunnikenpoort of Gruzenbergpoort.

In 1300-1301 liet de Franse koning Filips de Schone een imposante dwangburcht bouwen in Kortrijk. Omstreeks 1300 had Kortrijk zich ontwikkeld als een omwalde vesting ten zuiden van de huidige oude Leiearm. Er waren dan al belangrijke historische gebouwen en structuren (straten/pleinen) aanwezig.

Tussen 1354 en 1454 werd een bakstenen ringmuur gebouwd, voorzien van verschillende torens en poorten. Om de gracht watervoerend te houden waren daarnaast allerlei waterbouwkundige ingrepen nodig.

Na een grote brand in 1382 kreeg de stad bij de wederopbouw ook een uitbreiding en een nieuwe stadswal, waardoor ook het Buda-eiland in de stad werd opgenomen.

In de oosthoek met de Leie wordt het Bourgondisch stadskasteel (met neerhof) geïncorporeerd.

Op het eind van de 14de eeuw werden er nog bijkomende stadspoorten aangelegd.

De Bourgondische versterking omsloot in eerste instantie het oude stadsgedeelte op de zuidelijke oever en Buda op de andere oever.

Buda - voorheen Pamele - kwam op de noordelijke Leie-oever tot stand door het graven van de Nieuwe Leie (1340-1399-1454), de aanleg van een aarden wal en de bouw van een nieuwe Leiepoort (1400-1402).

De twee-eenheid van de Broeltorens kwam tot stand, toen bij de zuidelijke Broeltoren (laatste kwart 14de eeuw) op de andere Leieoever de noordelijke Broeltoren (1411-1413) en bijhorende brug tot stand kwam.

Hierop aansluitend werd ook Overleie bij de stad gevoegd. Deze beweging werd al in 1386 ingezet (aanleg van de omgrachting, de ‘uterste veste’) en werd in 1413 afgerond. Er werden daarbij ook nieuwe stadspoorten gebouwd, namelijk de Brugse Poort en de Meensepoort (of Bissegempoort).

In de tweede helft van de 15de eeuw werd de toenmalige versterking voorzien van 6 bolwerken vóór de stadspoorten.

Op de noordwestelijke hoek kwamen een zesde bastion en een (nieuwe) Bissegemsepoort tot stand.

Naar aanleiding van de Beeldenstorm en de opstand van de Nederlanden tegen Spanje, werd uit veiligheidsoverwegingen beslist om de zwakkere wijken Overleie en Overbeke beter te beschermen. In 1572 gaf de Spaanse koning Filips II de toestemming om beide wijken volledig binnen de stad te brengen en een nieuwe vesting aan te leggen. Door de economische welvaart ten gevolge van de bloeiende linnenindustrie werd er in de eerste helft van de 16e eeuw flink gebouwd. Ook werd op de Grote Markt het nog altijd bestaande Kasselrijhuis opgericht.

Een plattegrond van Jacob van Deventer (1560) - de oudst bewaarde afbeelding van Kortrijk – toont de middeleeuwse ommuring. Een eenvoudig verdedigingssysteem omsloot de wijken Overbeke en Overleie. De vesting evolueerde tot een zwaar versterkte stad met een modern versterkingssysteem. Het versteningsproces dat in de 15e eeuw begon, zette zich in de 16e eeuw langzaam voort.

Tijdens het bewind van Louis XIV kreeg Kortrijk halverwege de 17e eeuw een meer militair strategisch belang: de omwallingen werden versterkt en nieuwe vestingen werden gepland.

In het kader van de Frans-Spaanse Oorlog (1635-1659) eiste de Franse koning Vlaanderen op. Hij viel het graafschap binnen maar botste op hevig verzet van de Spaanse troepen. Langs de hele grens werd gevochten en op 13 juni 1646 begon de belegering van Kortrijk. Spaanse troepen zaten verschanst achter de stadsmuren terwijl twee grote Franse legers de stad omsingelden. Er waren vele gevechten en beide machten waren aan elkaar gewaagd. Uiteindelijk capituleerde het Spaanse garnizoen op 28 juni in een verdrag dat mee werd ondertekend door Frankrijk.

Terwijl elders de gevechten tussen de twee grootmachten doorgingen, kwam er in 1647 nood aan huisvesting voor de Franse soldaten en paarden in Kortrijk. Daarvoor bouwde men op de plaats van de Gentse Poort een vijf ha grote citadel.

Ook bouwde men er drie hoornwerken bij. Samen had dit bouwwerk een oppervlakte van 21,2 ha. Binnen de muren van deze citadel stond de Gentsepoortmolen.

Met de Vrede van Nijmegen (1678) werden het (nieuwe) kasteel, de citadel en zowat alle muren en torens afgebroken. De citadel van Kortrijk, die deel uitmaakte van de middeleeuwse vestingen in Kortrijk, werd op bevel van Vauban afgebroken in 1683, een periode waarin de Franse en de Spaanse legers elkaar herhaaldelijk bevochten om de macht over de regio.

De overblijvende delen van de vestingen werden grotendeels afgebroken of verwoest in de 18e eeuw en gedurende de beide wereldoorlogen.

Alleen de poorten en de Broeltorens bleven gespaard. Een aantal grachten werd ook gedempt.

Na deze woelige eeuwen volgde vanaf de 18e eeuw een periode van vrede en welvaart. Er kwam een betere wegeninfrastructuur en de kaaien langs de Leie werden uitgebouwd ten behoeve van het handelsverkeer.  In de 18e eeuw wijzigde het stratenpatroon in de stad nauwelijks. De bevolking nam wel toe en daardoor werd het ruimteoverschot binnen de stad opgevuld en werd de wijk Overbeke verder bebouwd. Buda kreeg er op het eind van de 18e eeuw een groot aantal kleine nijverheidsgebouwen bij zoals zeepziederijen, brouwerijen en kalkovens. De huidige Budastraat en de Broelkaai werden bebouwd met fraaie burgerwoningen.

Aan het einde van de 18e eeuw werden de buitenwallen afgebroken. Buiten de stadskern ontstonden zogenaamde “voorgeborgten’, kleine groepen van gebouwen net buiten de stadswallen langs de belangrijkste invalswegen.

In 1860 werd de Gentse Poort gesloopt.



Gentsepoortmolen

Op de tekening van Séraphin Vermote is links een opvallende molen te zien.

Het betreft de Gentsepoortmolen of Gentpoortmolen. Deze molen stond op een  plaats ongeveer halfweg de huidige Gentsestraat in Kortrijk bevindt. Het
was een staakmolen met open voet, een houten korenwindmolen die later ook als oliemolen was ingericht. Hij is genoemd naar de nabije, vroegere Gentse Poort.

De staakmolen werd waarschijnlijk reeds vóór 1560 opgetrokken. Op een kaart van Sanderus (Flandria Illustrata - 1641) staat de staakmolen op het bastion van de Gentse Poort.

Na de bouw van de citadel in 1646-1647, stond de molen op het westelijk bastion van de citadel. We vermoeden dat de muren van de citadel omheen de molen werden gebouwd en de molen dus in de citadel werd opgenomen zonder dat hij werd verplaatst. Dit bastion werd dan ook soms het "molenbastion" genoemd. De molen staat afgebeeld op een schilderij van de citadel van Sébastien de Poutault van 1646. Waarschijnlijk werd de molen tijdens verschillende verbouwingen en belegeringen gesloopt of vernield, want hij staat bijvoorbeeld niet op een kaart uit 1717 van de aan te leggen steenweg naar Deinze-Gent, terwijl andere molens zoals de "Meuleputmolen" en de "Broelmolen" er wel op staan.

Na de sloop van de Gentsepoortmolen in 1855 (voor 23 april) en het dempen van de stadsgrachten kon het huidig tracé van de Gentsestraat worden aangelegd.

(Bronvermelding: Voor de tekst over de binnenstad van Kortrijk hebben we ons gebaseerd op historisch onderzoek uitgevoerd door het Vlaams Agentschap Onroerend Erfgoed en Leiedal. Voor de tekst over de Gentsepoortmolen: Molenechos.org)