Kortrijk
 
Broeltorens (1813)








Séraphin Vermote tekende de Broeltorens in de stad Kortrijk (West-Vlaanderen) twee keer. 

De Broeltorens zijn twee torens die zich langs de Broelkaai en Verzetskaai bevinden.

Op de eerste tekening zijn de torens te zien vanaf de huidige Broelkaai.

Op de tweede tekening van Séraphin Vermote zijn de Broeltorens te zien vanuit het noorden, dit vanaf de toenmalige Kleine Leie, nu de Dam.

Op de achtergrond is de spits te zien van de Sint-Maartenskerk. Op de voorgrond is de Kleine Leie te zien die achter de Broeltorens uitkomt aan de verbinding van de Broelkaai en de Damkaai. 

Vanaf 1912 tot 1917 werd een nieuwe arm van de Leie vanaf de Budabrug tot in de nabijheid van de Groeningebrug  gegraven. Vanaf 1913 begon men de oude Kleine Leie te dempen en ontstond dus de straat gekend als de Dam.

De beide torens met een brug over de rivier de Leie dateren uit de middeleeuwen en zijn een beschermd monument. De torens vormen een van de belangrijkste bezienswaardigheden en iconen van de stad.

De naam broel verwijst naar bruul, een afgebakend stuk land, meestal moerassig of braakliggend. In de middeleeuwen grensden de torens aan de velden de Broel en de Groote Broel.

De Broeltorens zijn een overblijfsel van de middeleeuwse stadsomwalling. Ze beschermden de Broelbrug. Ze zijn opgetrokken uit kalk- en zandsteen.

Ter hoogte van de bovenverdieping hebben de torens een omtrekverbreding met spitsboogjes. In de muren zitten eveneens drie kruisen. Op de daken staan dakkapellen.

Tussen de beide torens ligt de Broelbrug of Hoge Brug die drie bogen telt. De brug werd in 1872 gerestaureerd. Ze werd echter tijdens de beide Wereldoorlogen in oktober 1918 en op 23 mei 1940 (tijdens de Leieslag) vernield en telkens heropgebouwd.

Tegen de Ingelburgtoren werd in de 18e eeuw een rij lage huisjes gebouwd die de oostzijde vormden van de Burgemeester Tayaertstraat.

Vandaag zijn deze middeleeuwse torens, samen met de iets verder gelegen Artillerietoren, de enige overblijfselen van de oudste stadsvestingen. Deze stadsvestigingen kunnen worden gekaderd in het boeiende verleden van deze stad.

In de Romeinse periode, reeds voor het midden van de 1e eeuw na Christus ontwikkelde zich op beide oevers van de Leie de vicus Kortrijk of “Cortoriacum”. De vicus ontstond op de plaats waar de Leie een bocht maakte met een oversteekmogelijkheid en waar twee heirbanen elkaar kruisen.  Deze Romeinse vicus vormt zo de alleroudste kern van de stad Kortrijk.

Het Romeinse Kortrijk ontwikkelde zich tot een vroegmiddeleeuwse bewoningskern. Rond het jaar 880 sloegen
Noormannen hun winterkwartier op in Kortrijk, dat toen allicht al een vrij uitgebouwd centrum was.  Ze bouwden de plaats uit tot een halfcirkelvormig kamp op de zuidelijke oever van de Leie.

Rond het jaar 1000 werd het graafschap Vlaanderen door Boudewijn IV verdeeld in kasselrijen. Dit waren militaire, bestuurlijke, gerechtelijke en later ook fiscale districten met een burcht als centrum.

Vanaf 1071 werd Kortrijk een onafhankelijke kasselrij. Het “Oppidum Cortracense” was het geheel van het versterkte kasteel en de agglomeratie buiten de kasteelmuren.  Het oppidum strekte zich uit rond de Leie en twee Romeinse heirwegen die in Kortrijk samenkwamen. Zij volgden respectievelijk het tracé van de huidige Rijselstraat en Kapittelstraat en van de Doornik-, Leie-, Buda- en Overleiestraat. Dat zijn dus de oudste straten van de binnenstad waar we ook de oudste bebouwing terugvinden.

Het grafelijk domein bestond onder meer uit de eigenlijke burcht (ter hoogte van de huidige Onze-Lieve-Vrouwestraat en Groeningestraat), een neerhof, een boomgaard, magazijnen en een linde waar de vierschaar rechtsprak. Vermoedelijk was het domein geheel of gedeeltelijk omheind en was de zuidelijke Broeltoren een hoektoren van de verdedigingsmuur.

In 1199 werd begonnen met de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in de boomgaard van het kasteel. Daarmee is deze kapittelkerk thans het oudste bouwwerk van de stad.

Ook op het einde van de 12e of in het begin van de 13e eeuw werd op Overleie, buiten de Leiepoort, het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal gebouwd.

Het huidige begijnhof dateert van 1280.

Omstreeks 1270-1280 werd de oude Sint-Maartenskerk herbouwd.

Eind 13e eeuw zien we ten zuiden van de Leie dus het kasteel (het zogenaamde oude kasteel), de Onze-Lieve-Vrouwekerk, het begijnhof en de nieuwe Sint-Maartenskerk. Het burgerlijke en mercantiele centrum vonden we op en rond de huidige Grote Markt.

De halle, waar kooplui hun waar aan de man konden brengen, werd voor het eerst vermeld in de eerste helft van de 13e eeuw. Kortrijk had al in de 12e eeuw het stadsrecht verworven en kreeg daardoor ook zijn eigen schepenbank. Het eerste stadhuis werd opgericht in de Rijselstraat; het had toen nog slechts de grootte van een burgerhuis. Kortrijk breidde zich ook ten noorden van de Leie uit, ondanks de minder goede bodem en de wateroverlast.

In de 13e eeuw kreeg de stad een eerste omwalling. Aanvankelijk kon men de volledig ommuurde stad slechts binnen door 3 poortgebouwen met torens en bruggen: de Rijselsepoort, de Steenpoort en de Doorniksepoort. Later kwamen daar 4 poorten bij: de Oude Leiepoort, de Sint-Janspoort, de Waterpoort en de Kanunnikenpoort of Gruzenbergpoort.

In 1300-1301 liet de Franse koning Filips de Schone een imposante dwangburcht bouwen in Kortrijk. Die burcht lag in het noordoosten van het huidige stadscentrum en werd omgeven door de huidige Leie-, Handboog- en Guido Gezellestraat en het Deken Zegerplein. Het was een vierhoekig complex met vier hoektorens, verbonden door zware muren waarin vermoedelijk nog torens waren verwerkt.

Omstreeks 1300 had Kortrijk zich ontwikkeld als een omwalde vesting ten zuiden van de huidige oude Leiearm. Er waren dan al belangrijke historische gebouwen en structuren (straten/pleinen) aanwezig.

Na een grote brand in 1382 kreeg de stad bij de wederopbouw ook een uitbreiding en een nieuwe stadswal, waardoor ook het Buda-eiland in de stad werd opgenomen.

Filips de Stoute gaf de opdracht om een nieuw kasteel te bouwen langs de Leie, nu in de westelijke uithoek van de stad, op de plaats waar de huidige Kasteelkaai en Belfaststraat uitlopen op de Vismarkt. De werkzaamheden gingen van start in 1394 en liepen ten einde tegen 1402.

Op de plaats van het vroegere grafelijke domein werd werk gemaakt van een heuse stadsvernieuwing. In 1411 werden de gronden en de ruïnes van de oude burcht verkaveld met de aanleg van nieuwe straten.

De tweede, noordelijke, toren van de Broeltorens, de 'Inghelburghtorre', uit 1415 diende als wapenopslagplaats, en was voorzien voor het gebruik van artillerie. Vandaar zijn tweede naam 'Armorietorre'.

De bloeiende wol- en lakennijverheid leidde tot een sterke economische bloei in het midden van de 16e eeuw, met stadsuitbreidingen naar het zuidoosten. Zo werd tijdens het bewind van Filips de Goede de stadsomwalling tussen 1450 en 1455 nog eens uitgebreid, dit keer met de wijk Overbeke. Ook de haven werd in deze periode aangelegd.

Tot de 14e eeuw waren zowat alle woningen van hout, behalve de zogenaamde symbolen van stedelijke macht zoals het stadhuis, het belfort en de halle. Op het einde van de 14e eeuw werden de hoofdstraten bestraat en werden de eerste riolen aangelegd.

Vanaf de 15e eeuw verschenen de eerste stenen huizen.

Naar aanleiding van de Beeldenstorm en de opstand van de Nederlanden tegen Spanje, werd uit veiligheidsoverwegingen beslist om de zwakkere wijken Overleie en Overbeke beter te beschermen. In 1572 gaf de Spaanse koning Filips II de toestemming om beide wijken volledig binnen de stad te brengen en een nieuwe vesting aan te leggen. Door de economische welvaart ten gevolge van de bloeiende linnenindustrie werd er in de eerste helft van de 16e eeuw flink gebouwd. Zo breidde onder meer het stadshuis uit in westelijke richting (1519-1526) en kwam er een nieuwe “Grote Halle”.

Die bevond zich tot het midden van de 20e eeuw op het huidige Schouwburgplein. Van de oude “Kleine Halle” werd het bovenste deel van de vervallen belforttoren afgebroken en heropgebouwd.

Ook werd op de Grote Markt het nog altijd bestaande Kasselrijhuis opgericht. De plattegrond van Jacob van Deventer (1560) - de oudst bewaarde afbeelding van Kortrijk – toont de middeleeuwse ommuring. Een eenvoudig verdedigingssysteem omsloot de wijken Overbeke en Overleie. De vesting evolueerde tot een zwaar versterkte stad met een modern versterkingssysteem. Het versteningsproces dat in de 15e eeuw begon, zetre zich in de 16e eeuw langzaam voort.

Tijdens het bewind van Louis XIV kreeg Kortrijk halverwege de 17e eeuw een meer militair strategisch belang: de omwallingen werden versterkt en nieuwe vestingen werden gepland. Om de stad beter te kunnen verdedigen, begonnen de Fransen met de bouw van een indrukwekkende citadel.

In de eerste helft van de 17e eeuw vestigen heel wat religieuze instellingen zich na de godsdienst- en andere oorlogen binnen de stadsmuren. Daarnaast was er een duidelijke toename van het aantal particuliere woningen. Naast vooral diephuizen werden er meer en meer breedhuizen gebouwd. Met de Vrede van Nijmegen (1678) werden het (nieuwe) kasteel, de citadel en zowat alle muren en torens afgebroken. De citadel van Kortrijk, die deel uitmaakte van de middeleeuwse vestingen in Kortrijk, werd op bevel van Vauban afgebroken in 1683, een periode waarin de Franse en de Spaanse legers elkaar herhaaldelijk bevochten om de macht over de regio. De overblijvende delen van de vestingen werden grotendeels afgebroken of verwoest in de 18de eeuw en gedurende de beide wereldoorlogen.

Alleen de poorten en de Broeltorens bleven gespaard. Een aantal grachten werd ook gedempt.

Na deze woelige eeuwen volgde vanaf de 18e eeuw een periode van vrede en welvaart. Er kwam een betere wegeninfrastructuur en de kaaien langs de Leie werden uitgebouwd ten behoeve van het handelsverkeer.  In de 18e eeuw wijzigde het stratenpatroon in de stad nauwelijks. De bevolking nam wel toe en daardoor werd het ruimteoverschot binnen de stad opgevuld en werd de wijk Overbeke verder bebouwd. Buda kreeg er op het eind van de 18e eeuw een groot aantal kleine nijverheidsgebouwen bij zoals zeepziederijen, brouwerijen en kalkovens.

De huidige Budastraat en de Broelkaai werden bebouwd met fraaie burgerwoningen. Aan het einde van de 18e eeuw werden de buitenwallen afgebroken. Buiten de stadskern ontstonden zogenaamde “voorgeborgten’, kleine groepen van gebouwen net buiten de stadswallen langs de belangrijkste invalswegen.

Eind 2010 gebeurde er een inwendige renovatie van de Broeltorens.

(Bronvermelding: Voor deze tekst over de historiek van Kortrijk hebben we ons gebaseerd op historisch onderzoek
uitgevoerd door het Vlaams Agentschap Onroerend Erfgoed en Leiedal en op teksten van Wikipedia en Stad Kortrijk)