Desselgem
 
Sint-Martinuskerk (1813)






Op deze tekening van Séraphin Vermote uit 1813 is de Sint-Martinuskerk van Desselgem te zien. Deze parochiekerk is toegewijd aan Sint-Martinus.

Een eerste, lemen kerkje van Desselgem bevond zich in de nabijheid van de hofstede "Munkenhof"  en gaat terug tot 964, wanneer de Franse koning Lotharius II de schenkingen van zijn leenman Arnulf de Grote aan de Gentse Sint-Pietersabdij bevestigde.

De kerk van Desselgem wordt genoemd in de lijst van goederen van de Gentse Sint-Pietersabdij die koning Hendrik I in 1038 in bescherming neemt.

Het eerste kerkje in de omgeving van het "Munkenhof" werd in de 12de eeuw te klein.

Vóór 1164 bouwde men op de huidige locatie, ongeveer halfweg tussen het "Munkenhof" en de Meierie, een grotere romaanse zaalkerk in Doornikse steen.

Tijdens de 14de of de 15de eeuw werd de kerk vergroot met een driezijdige koorsluiting in gotische stijl. In 1463 was de kerk reeds vergroot tot een kruiskerk met vieringtoren.

In de 16de eeuw werd het koor uitgebreid. In 1559-1560 werden de kerk en de toren verwoest door de Gentse calvinisten of Geuzen. Vermoedelijk bleven enkel het schip en de kruisbeuk overeind. Pas in 1599 ging men van start met de herstellingswerken.

In de 17de eeuw werd de kruiskerk vervangen door een hallenkerk: de kruisbeuk werd afgebroken en tussen 1620 en 1641 werd de noordelijke zijbeuk voorzien. Deze kerk was een tweebeukige hallenkerk zonder toren en voorzien van rondboogramen en steunberen. Eveneens in de 17de eeuw werd de tweebeukige hallenkerk voorzien van een sacristie. In 1694, tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697), werd de kerk door de Fransen geplunderd.

In 1700-1702 werd het dak van de kerk hersteld. Het kerkhof werd in de 18de eeuw omgeven door een haag en was met bomen beplant. In 1736-1737 vonden er ingrijpende verbouwingswerken plaats en werd, na het slopen van de westgevel, de voorgeplaatste westtoren op een vierkante plattegrond gebouwd.

Met de Franse revolutie kwam de Sint-Martinuskerk in handen van de gemeente.

Op de tekening van Serafijn Vermote van 1813 wordt de kerk nog weergegeven met gotische spitsboogvensters. In 1829 werd het Onze-Lieve-Vrouwkoor nog vergroot.

Reeds in de jaren 1830 worden plannen opgemaakt voor de bouw van een nieuwe kerk. Deze nieuwe kerk werd een nieuwe driebeukige, neoclassicistische kerk met behoud van de 18de-eeuwse voorgeplaatste westtoren.

In 1841 werd gestart met de afbraak van de bouwvallig geworden hallenkerk.

Het herbouwen van de kerk vond plaats in 1841-1843. De afwerking van het interieur gebeurde in 1844.

In 1878 werd een nieuwe klok met de afbeelding van de twaalf apostelen in de toren gehesen.

De kerk vertoonde reeds sinds 1890 sporen van verval en werd in 1906 hersteld.

De noordwestelijke gevel en de toren werden tijdens de Eerste Wereldoorlog door granaatinslagen beschadigd.

In 1917 verdween, op bevel van de Duitsers, de taxushaag rond het kerkhof. De herstellingswerken van de kerk duurden tot 1920.

De kerk werd tijdens de Tweede Wereldoorlog opnieuw beschadigd, waardoor een gedeelte van het dak en de gewelven instortten en zowel de gevels als de inboedel werden beschadigd.

In 1945 werd gestart gestart met de ontruiming van het kerkhof. In 1946 werd een groenstrook aangelegd rondom de kerk; het overige gedeelte werd een openbaar plein en parkeerruimte.

Bij herstellingswerken aan de kerk in 1960 werden onder meer de galmgaten vergroot.

Op het einde van de jaren 1970 werd de torenspits hersteld.

(Bronvermelding: Wikipedia: Onroerenderfgoed.be)